
Jurisprudentie
BG3392
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800404/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800404/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 31 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) aan Gezondheidscentrum de Pionier vrijstelling krachtens het bestemmingsplan en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een zorgcentrum op het perceel Hugo de Vriesstraat 11 te Nieuw-Vennep (hierna: het perceel).
Uitspraak
200800404/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2785 van de rechtbank Haarlem van 3 december 2007 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) aan Gezondheidscentrum de Pionier vrijstelling krachtens het bestemmingsplan en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een zorgcentrum op het perceel Hugo de Vriesstraat 11 te Nieuw-Vennep (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 maart 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de verleende vrijstelling en bouwvergunning herroepen en krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunning verleend.
Bij uitspraak van 3 december 2007, verzonden op 10 december 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Belangenvereniging Medisch Zorgcentrum de Pionier (hierna: de belangenvereniging) heeft een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. D. Winters, advocaat te Hoofddorp, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. A.E. Jansen en drs. N. Lamme, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de belangenvereniging, vertegenwoordigd door mr. F.T. Pardaan en F. Slabbekoorn, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een gebouw, bestaande uit drie bouwlagen, waarin huisartspraktijken, een fysiotherapiepraktijk, een verloskundigenpraktijk, een psycholoog en een apotheek zullen worden ondergebracht. Het perceel maakt onderdeel uit van het gezoneerde bedrijventerrein "De Pionier", waar ook [appellante] bedrijvig is.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet van een toereikende ruimtelijke onderbouwing is voorzien, nu het geluidsgevoelige zorgcentrum is voorzien op het milieubelastende bedrijventerrein in de nabijheid van haar onderneming, waarvan de activiteiten met veel geluid en vrachtverkeer gepaard gaan.
2.2.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college met de verwijzing naar het op 17 december 1998 vastgestelde Structuurplan geen toereikende ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan heeft gegeven. Volgens dit structuurplan staat het college ten aanzien van bedrijventerrein "De Pionier" een ruimtelijke ontwikkeling voor, waarin consumentgerichte activiteiten mogelijk worden.
2.3. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank, door haar niet te volgen in haar betoog dat het college aan de vrijstelling geen zorgvuldige belangenafweging ten grondslag heeft gelegd, heeft miskend dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen bij ongestoorde voortzetting van haar activiteiten en de mogelijkheid van uitbreiding daarvan.
2.3.1. Dit betoog faalt. Aan [appellante] is krachtens de Wet Milieubeheer vergunning verleend en aan een zogenoemd geluidgevoelig gebouw op een gezoneerd bedrijventerrein, als het gezondheidscentrum, komt, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 januari 2000 in zaak nr. E03.97.0147, AB 2000, 216) geen bescherming toe ingevolge de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). Ingevolge artikel 41, derde lid, van de Wgh heeft de opheffing van de geluidzonering, zoals voorzien in het structuurplan, ten opzichte van [appellante] geen betekenis, zolang zij op "De Pionier" is gevestigd. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat de geluidsisolatie van het gezondheidscentrum zodanig is, dat geen geluidshinder optreedt en heeft [appellante] de juistheid van het akoestische deskundigenrapport van 24 augustus 2006, waarop het college zijn oordeel heeft gebaseerd, niet met een andersluidend deskundigenbericht betwist. Ook overigens is niet gebleken dat [appellante] door de komst van het gezondheidscentrum in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd.
Ten slotte heeft het college bij de belangenafweging rekening mogen houden met de plannen tot herontwikkeling van "De Pionier" en de mogelijke verplaatsing van [appellante], nu daarover onderhandelingen gaande zijn tussen [appellante] en het college. De rechtbank heeft onder deze omstandigheden in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college in redelijkheid niet tot het verlenen van de vrijstelling heeft kunnen besluiten.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
176-564.